Inteelt

Inteelt is een bekend woord. Het heeft een negatieve associatie bij de meeste mensen en dat is niet zonder reden. Maar wat is inteelt precies? Waarom is inteelt een probleem bij hondenrassen? En hoe zijn de gevolgen van inteelt te bestrijden?

Wat is inteelt?

Veel mensen zien inteelt als het fokken van twee honden die nauw aan elkaar verwant zijn, zoals een vader en een dochter, of een broer en zus. Als de honden wat verder van elkaar af staan, zoals een neef en een nicht, wordt gesproken over lijnteelt. In tegenstelling tot wat vaak door fokkers wordt gedacht, bestaat er geen onderscheid tussen deze twee begrippen; het is allebei inteelt. De officiële definitie van inteelt is: het fokken met twee verwante dieren. Er bestaat verwantschap als de twee fokdieren een gezamenlijke voorouder delen.

De meeste mensen zijn het erover eens dat een vader-dochter of een broer-zus combinatie een slecht idee is. Waarom? Want dat is inteelt. Maar ook een neef-nicht of een andere ‘lijnteelt’ combinatie is geen goed idee. Ook dat is immers inteelt. Maar waarom is het toepassen van inteelt niet verstandig?

Dat heeft te maken met wat genetische kennis. Een pup heeft DNA dat bestaat uit genen. Elk gen bestaat uit twee allelen: 1 allel van de vader en 1 allel van de moeder. Een allel is als het ware een stukje informatie over hoe het lichaam in elkaar zit. Er zitten talloze allelen met ‘foutjes’ in het DNA, maar omdat genen altijd uit twee allelen bestaan, maakt het meestal niet zoveel uit als één van de twee allelen een foutje heeft. Zolang tenminste één allel de juiste informatie heeft, kan het gen goed zijn werk doen.

Er ontstaat pas een probleem als beide allelen foute informatie hebben. In dat geval kan het gen niet (goed) functioneren. Gelukkig is de kans heel klein dat twee gezonde en niet-verwante dieren toevallig dezelfde foute allelen doorgeven aan hun pups. Maar dat is anders bij inteelt. Bij inteelt hebben twee fokdieren immers een gezamenlijke voorouder. De kans dat deze twee fokdieren dezelfde foute allelen doorgeven aan hun pups is daarom reëel aanwezig.

 Figuur 1: Het ontstaan van een genetisch defect door inteelt. De grootouder in het midden is de gezamenlijke voorouder van de ouders. In dit voorbeeld zijn de ouders dus halfbroer en halfzus. Gezonde allelen zijn groen weergegeven, allelen met een 'foutje' zijn rood.

Het probleem bij hondenrassen

Inteelt vergroot dus de kans op genetische defecten. Nu kan je denken: ‘Prima, de oplossing is dus geen inteelt toepassen! Niet fokken met verwante dieren en je bent klaar.’ Dat is een logische gedachte. Maar kan dat wel binnen rashondenpopulaties?

Gewapend met een stamboom zou je kunnen achterhalen of er gezamenlijke voorouders zijn in de laatste aantal generaties. Zo nee, dan ben je veilig. Of toch niet…? Helaas is het niet zo makkelijk. Allereerst is het alleen mogelijk om stamboomonderzoek te doen als de informatie correct en volledig is. Ten tweede zou je het aantal generaties moeten bekijken tot en met de stamouders van het ras. Vaak voldoen de stamboomarchieven niet aan één of beide voorwaarden.

Het is zo belangrijk om terug te gaan naar de stamouders, omdat het ontstaan van een ras een heel belangrijk moment is. Hondenrassen zijn grofweg te verdelen in twee verschillende groepen: rassen die zijn ontstaan uit een andere populatie (zoals de Zwitserse witte herdershond die is ontstaan uit de Duitse herdershond) of rassen die zijn ontstaan uit kruisingen tussen populaties (zoals de Saarloos wolfhond die is ontstaan uit een kruising tussen wolf en Duitse herdershond, of de Eurasiër die is ontstaan uit kruisingen tussen Keeshond, Chow Chow en Samojeed).

Inteelt is van oudsher al een betrouwbare methode om eigenschappen vast te leggen. Het ontstaan van rassen ging daarom in bijna alle gevallen gepaard met een sterke selectie door het toepassen van inteelt. Al snel ontstond er een populatie met de gewenste eigenschappen, maar in de loop der tijd bleef er steeds sprake van een sterke selectie. Alleen de beste en populairste honden werden ingezet voor de fok, waardoor er steeds maar een klein deel van het genetisch materiaal in een raspopulatie aan de volgende generatie werd doorgegeven. Deze manier van fokken is al meer dan 120 jaar bezig. In al die tijd zijn er steeds meer rashonden bijgekomen die binnen hun ras allemaal dezelfde genetische foutjes bij zich dragen. Daarom kennen we binnen hondenrassen rasspecifieke aandoeningen: aandoeningen waar een bepaald ras bekend om staat.

Daarnaast zorgt inteelt voor een nog veel groter probleem dat helaas veel minder bekend is bij fokkers: inteeltdepressie. Ingeteelde dieren hebben een verminderde vruchtbaarheid, wat zich uit in kleine nesten, teven die leeg blijven en reuen met slecht zaad. Daarnaast hebben ingeteelde dieren een kortere levensverwachting en een slechter werkend immuunsysteem. De algehele levensvatbaarheid van een ingeteelde populatie holt achteruit, maar dit is niet goed te zien vanuit het oogpunt van een fokker. De afname in levensverwachting, weerstand en nestgrootte, en toename in steriele teven en reuen is pas zichtbaar als je veel data verzameld over een lange periode. Inteeltdepressie kun je zien als de sluipmoordenaar die zit te loeren op elk ras dat zich bevindt in een gesloten stamboek.

Bestrijden van inteelt

De eerste en meest voor de hand liggende oplossing om inteelt tegen te gaan is door gewoonweg geen inteelt toe te passen. Maar omdat het vinden van onverwante dieren binnen raspopulaties meestal een onbegonnen zaak is, is dit geen voor de hand liggende oplossing bij de rashond. De stamboeken zijn gesloten.

Dat is jammer, want daar ligt eigenlijk de grootste mogelijkheid om de effecten van inteelt tegen te gaan en onder controle te houden. Om dat goed te begrijpen, moeten we het eerst hebben over genetische diversiteit.

Genetische diversiteit is genetische variatie. Met andere woorden: de genetische variatie tussen populaties (zoals tussen rassen), in een populatie (de genetische variatie die in een ras bestaat), en in een individu. De genetische variatie in het DNA van een individu is de mate waarin de allelen allebei hetzelfde zijn (homozygoot) of anders (heterozygoot). We noemen genetische diversiteit van een individu daarom ook wel heterozygositeit. Hoe hoger de heterozygositeit, hoe meer verschillend de allelen zijn van de genen in het DNA. En hoe meer verschillend de allelen, hoe kleiner de kans op een genetisch defect. Genetische diversiteit is met name enorm belangrijk bij de genen die het immuunsysteem regelen!

Genetische diversiteit is dus heel belangrijk! Je wil zo veel mogelijk genetische variatie hebben in een ras, zodat er veel verschillende allelen rond gaan. Als er veel variatie is, dan heb je ook veel selectieruimte. Selectie is niet iets slechts; het is juist heel belangrijk, vooral bij hondenrassen. Een ras heeft bepaalde eigenschappen die dat ras definiëren qua karakter en uiterlijk. Door selectie toe te passen, kun je op gewenste eigenschappen fokken. Maar selectieruimte is ook heel belangrijk bij ziektes. Als er geen of onvoldoende genetische variatie is, dan kun je niet selecteren op gezonde dieren. Een voorbeeld is de Dalmatiër en de aandoening hyperuricosuria. Alle Dalmatiërs hebben twee defecte allelen op het gen dat deze aandoening veroorzaakt. Met andere woorden: er is geen hond te vinden met een gezond allel. Er is dus geen selectieruimte, er kan niet worden gefokt op gezonde honden.*

Een raspopulatie kan genetische diversiteit op verschillende manieren verliezen. Twee manieren zijn al genoemd: inteelt en selectie. Een andere manier is genetische drift, wat we in de volksmond ook wel kennen als ‘door toeval’. Genetische diversiteit neemt dus af door inteelt, selectie en toeval. Er zijn dan steeds minder verschillende allelen in omloop in het ras, waardoor er steeds minder selectieruimte ontstaat.

Figuur 2: Verlies van genetische diversiteit in een ras. Uit een aantal honden met een verschillende genetische achtergrond, worden een klein aantal stamouders gekozen die de basis gaan vormen van het ras. Er vindt in het begin van het ras een sterke selectie plaats om de gewenste eigenschappen vast te leggen, waardoor het genetische materiaal van enkele stamouders al verdwijnt uit de genenpoel. Na verloop van tijd wint het ras aan populariteit. Bepaalde eigenschappen zijn gewilder dan andere, en het erfelijk materiaal van sommige stamouders wordt daardoor oververtegenwoordigd in het ras. Een bottleneck (bijvoorbeeld door een oorlog of andere ramp, of door het gebruik van enkele zeer populaire dekreuen) kan zorgen voor verlies van bloedlijnen. In dit voorbeeld zijn er nog maar drie stamouders vertegenwoordigd in de huidige genenpoel van het ras, waarbij het genetisch materiaal van de oranje stamouder verdwenen is door genetische drift (toeval).

Outcross

Het vergroten van genetische diversiteit is belangrijk om selectieruimte te creëren voor fokkers. De enige manier om nieuw genetisch materiaal toe te voegen aan een ras, is door de stamboeken te openen. Het bewust inkruisen van onverwante honden heet ook wel ‘outcross’. Door outcross geef je fokkers weer de ruimte om te selecteren. Het openen van de stamboeken is noodzakelijk om een ras op lange termijn in stand te houden en om inteeltdepressie te voorkomen.

* Niet alle Dalmatiërs hebben tegenwoordig twee allelen voor hyperuricosuria. Een outcross met een Engelse Pointer heeft in de jaren ’70 een gezond allel het ras ingebracht. Alle nakomelingen die dit gezonde allel hebben geërfd, staan tegenwoordig bekend als ‘LUA Dalmatiërs’.